Hoe kunnen we helpen?
< Terug
Je bent hier:
Print

Lichaamstaal: Hoe sta jij erbij?

Waarom kan de ene medewerker een klas prima onder controle houden en heeft de andere medewerker hier veel moeite mee? Dat heeft voor een groot deel te maken met een goede lichaamstaal. Leerlingen moeten aan je houding zien dat jij de baas bent. En je moet zorgen dat je met je lichaamstaal hetzelfde zegt als met je woorden.

Wees je bewust van je lichaamstaal
Veel van wat je zegt, zeg je eigenlijk zonder woorden. Met lichaamstaal dus. De manier waarop je de klas binnen komt, je houding, het oogcontact; het is allemaal lichaamstaal. Om non-verbaal te zeggen dat je de leider van de klas bent, kun je het beste rechtop staan, met je schouders naar achter. Tegen een bord leunen betekent dat je steun zoekt, en de armen over elkaar wijst op afweer en zelfbescherming – signalen die je liever niet uitstraalt naar een klas. Als je niet weet waar je je handen moet laten, pak dan een krijtje of stift vast, maar ga niet zitten friemelen.

Wees congruent
Leerlingen moeten weten waar ze aan toe zijn. Daarvoor moeten lichaamstaal en verbale taal met elkaar overeenkomen. Als je ergens boos om bent, moet je dat niet zeggen met een glimlach op je gezicht. Ze nemen je dan niet serieus en gaan vervelend doen. Een leraar die opgewekt iets tegen een klas zegt, terwijl hij zich heel afstandelijk gedraagt, is niet overtuigend. Je bent congruent als je lichaamstaal en verbale taal elkaar ondersteunen. Dat is belangrijk om rust en vertrouwen in de klas te creëren.

Ken het belang van non-verbaal gedrag
Het grootste deel van de communicatie tussen mensen vindt plaats zonder woorden, in non-verbaal gedrag dus. De woorden zelf hebben minder dan tien procent betekenis van het totaal. Iets minder dan veertig procent zit in je toon en je manier van praten. Je kunt dus wel de ‘juiste’ woorden gebruiken, maar de betekenis van die woorden geef je met je manier van praten en je non-verbale gedrag.

Kom goed binnen
Aan de manier waarop je de klas binnen komt, hoe je kijkt, staat en beweegt, daaraan voelen tieners hoe je bent. Je moet niet met gebogen hoofd en ingezakte schouders een klas binnen strompelen. Als ze merken dat je kennelijk ongevaarlijk bent, dan worden zij al snel de baas en niet jij. Loop rechtop, met je schouders naar achteren.

Houd oogcontact
Houd altijd oogcontact met de klas. Door oogcontact houd je de aandacht vast. Ook laat je daarmee zien dat je betrokken bent bij wat er in de klas gebeurt. Je moet niet naar de grond kijken en al helemaal niet een tas op tafel neer zetten en erachter gaan zitten alsof het een verschansing is.

Wees jezelf
Het kan zijn dat je een masker opzet en heel aardig of juist boos doet terwijl je eigenlijk onzeker bent. Bijna niemand houdt dit lang vol, omdat het geen energie oplevert maar juist energie kost. Bovendien kun je onmogelijk jezelf zijn, en dat merken leerlingen. Probeer te werken aan je onzekerheid, in plaats van die te verbloemen.

Wees anders dan de leerlingen
Probeer geen vriendjes te worden met leerlingen, bijvoorbeeld door je hetzelfde te kleden. Zorg dat je meer op de directeur lijkt dan op een leerling. Als je binnenkomt, moeten leerlingen meteen zien dat de baas, de leraar voor hen staat. Vooral aan het begin van je loopbaan is dit van belang omdat je positie als leider van de klas wordt getest. Dit is overigens een heel normaal groepsproces.

Weet wat je doet
Neuspeuteren, proberen onopgemerkt te checken of je nog lekker ruikt onder je oksels, aan een pukkeltje krabbelen; doe het niet. Leerlingen zien dat en zijn genadeloos!

Let op de lichaamssignalen van je leerlingen
Wees je ook bewust van de lichaamstaal van je leerlingen. Je moet kunnen zien of ze met hun gedachten nog bij de les zijn. Letten ze nog op, heb je oogcontact met ze? Als een leerling er uitgezakt en met rode oortjes bij zit, is die leerling waarschijnlijk aan het dagdromen. Je kunt dit doorbreken door bijvoorbeeld te zeggen: “Het kost je moeite om je aandacht erbij te houden, hé?”. Op zo’n moment maakt je opnieuw contact met hem.

Lichaamstaal: Hoe sta jij erbij?